Aan alles komt een einde

Vanaf de 17de eeuw begon een langzaam en slopend proces dat tot de ondergang van de Raerense pottenbakkerskunst leidde. Meerdere factoren speelden hierin een rol. De 30-jarige oorlog (1618-1648) en de daaropvolgende oorlogen van de Franse zonnekoning Lodewijk XIV vernielden de dorpen. De uitvinding van het porselein door Johann Friedrich Böttger in 1709 zorgde ervoor dat het plompere aardewerk als sierstuk uit de mode geraakte en de pottenbakkers zich weer beperkten tot de productie van eenvoudige gebruiksvoorwerpen.Tijdens de Franse overheersing (1794-1814) was de vrije klei- en bosontginning verboden. De armoede bij de pottenbakkers werd steeds groter en in 1850 brandden de Raerense ovens voor de laatste keer.

Een nieuwe renaissance

Op het einde van de 19de eeuw bestond er een grote interesse in kunst en kunsthandwerk uit de Renaissance. Dit tijdperk tussen Biedermeier en Jugendstil noemt men historisme. Het omvat neogotiek, neorenaissance en neobarok. Kunstwerken uit de 16de en 17de eeuw werden tot in het kleinste detail gekopieerd en vonden een grote afzetmarkt. Vandaag beschouwt men deze kopieën als vervalsingen. Ze zijn voor een gedeelte gemaakt met originele matrijzen uit Raeren en vertonen ook pottenbakkerstekens en dateringen van de 16de eeuw. Nochtans zijn ze door de bekwame en opmerkzame kenner gemakkelijk van de originelen te onderscheiden.

Verkoop van steengoed per catalogus

In de tweede helft van de 19de eeuw had vooral de firma C.W. Fleischmann uit Nurnberg, samen met de pottenbakkers van het Westerwald, veel succes met nabootsingen van Rijnlands steengoed. Vooral kopieën van het Raerense, Keulse en Westerwaldse steengoed uit de renaissancetijd werden per catalogus verkocht. In Raeren probeerde Hubert Schiffer (1851-1923)de pottenbakkerskunst te laten herleven. Hij maakte vooral bruin steengoed in neostijl. In beide gevallen werden de kruiken niet op de pottenbakkersschijf gedraaid, maar in gipsvormen geduwd. De aandachtige toeschouwer ziet op verschillende exemplarennog goed de naad waar de 2 kruikhelften aan elkaar werden gekoppeld.

Steenhouwer, dichter en pottenbakker

Hubert Schiffer (1851-1923) verdiende zijn levensonderhoud in een steengroeve. Hij was een begaafde kunstenaar en dichtte in zijn vrije tijd. In 1882 kwam hij op het idee het oude pottenbakkersambt te doen herleven. Samen met de twee nog levende meesters pottenbakkers, Leonard Mennicken en Joseph Pitz-Matissen, begon hij aardewerk naar het voorbeeld van de renaissance te maken.Daarbij ontwikkelde hij gedeeltelijk ook zijn eigen vormen en decoratiemotieven. Hij tekende zijn werk met een ingegraveerde HS op de bodem, zodat ze niet als vervalsingen konden verkocht worden. Ondanks ondersteuning van de Staat moest hij het in 1887 opgeven wegens financiële moeilijkheden. Zijn kruiken zijn tot op heden gegeerde verzamelstukken.

Keramiek van het geloof

Maria Hasemeier-Eulenbruch (1899-1972) is een bekende ceramiste uit de20ste eeuw. Zij leefde en werkte vanaf 1944 in Raeren en kreeg haar opleiding in Keulen (Werkbundschule). Haar plastische keramiek is doordrongen van haar diep geloof. Zij vervaardigde overwegend religieuze plastieken uit grove rode of witte klei. Geglazuurd vaatwerk maakte ze alleen maar om in het levensonderhoud van haar familie te voorzien. Haar plastisch werk is over de hele wereld verspreid.

Diversiteit in kleuren

Keramiek behoort nog steeds tot het dagelijkse leven. Naast de gebruiksvoorwerpen heeft zich in de 20ste eeuw vooral de plastische kunst verder ontwikkeld. Modernere verbrandingstechnieken in elektrische ovens of de herontdekking van oude Aziatische technieken zoals raku of anagama-steengoed droegen bij tot een nog grotere diversiteit. Ook vandaag nog worden steengoed, aardewerk, faience en porselein in de hele wereld door begaafde kunstenaars vervaardigd. De enorme diversiteit in vormen, kleuren en kunstenaarsvrijheid maakt keramiek tot één van de meest interessante kunstrichtingen.